Training in de ontwerpende aanpak overgangsgebieden
27 mei 2024
In het Akoesticum in Ede ontmoetten de 31 young professionals uit 18 verschillende organisaties elkaar voor het eerst.
Op dag 1 ging het eerst over de theorie van de ontwerpende aanpak in gebiedsprocessen: vanuit welke uitgangspunten werk je eigenlijk, en waarom? De young professionals pasten de inzichten meteen toe op het gebied waar ze waren: het gebied van Heuvelrug tot Veluwe met daarin de gemeenten Ede, Veenendaal, Rhenen, Wageningen, Renkum en Bennekom.

Welkom
Pim Fisher, ministerie van LNV
Pim Fischer, voorzitter van de stuurgroep van Programma Natuur, trapte de bijeenkomst af.
“Jullie frisse blik is heel welkom om stappen te zetten in de transitie van het landelijk gebied. We hebben alle denkkracht nodig om met elkaar goede oplossingen te vinden. Ik daag jullie uit vooral in oplossingen te denken.”

Het ruimtelijk ontwerpproces
Frank Stroeken, Wing
“Het ruimtelijk ontwerpproces is ’learning by doing, trial and error, vooruit visualiseren en terug redeneren. Zo werkt het immers ook in de praktijk, een gebiedsproces is nooit lineair. Het doel is steeds ruimtelijke kwaliteit te creëren. Die kwaliteit is (op z’n minst) drievoudig: het gaat over de gebruikswaarde, toekomstwaarde en de belevingswaarde.
“Belangrijk is om goed te kijken waar het gebied ‘vandaan komt’ en hoe dat weer een rol speelt in hoe je naar de toekomst kunt kijken. Hoe hebben de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde zich de loop van de tijd ontwikkeld?
“De definitie van landschapsarchitectuur is: vormgeven aan de menselijke interactie met natuurlijke processen, en oplossingen verbeelden. Een verbeelde toekomst kan inspirerend werken. Die helpt ook om te zorgen dat je samen eenzelfde beeld hebt van wat er in de toekomst mogelijk is.”

“Een verbeelde toekomst kan inspirerend werken”

De ontwerpende aanpak
Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving en oprichter van Wing
“Nederland heeft heel veel (meer dan 26!) verschillende nationale beleidsmatige programma’s die spelen in het landelijk gebied. En veel sectorale doelen. De vraag is: hoe vinden we daarvoor het verbindende verhaal?
Helpend is om te werken vanuit de lagenbenadering:
Laag 1. vitaal bodemwatersysteem: alles begint bij de bodem
Het bodemwatersysteem is de traagste laag in het landschap, dat overal in doorwerkt. De biologische aspecten ervan zijn we uit het oog verloren. Die moeten we weer verbinden. Met het inzetten van ecologische kennis kunnen we een grote sprong voorwaarts maken.
Laag 2. de sturende kracht van netwerken: stromen van mensen, dieren, goederen en grondstoffen
Een laag die in honderden jaren rekent. Er is veel aandacht nodig voor de sturende kracht van deze netwerken. Zij trekken lijnen voor de toekomst, zijn dat de lijnen die we wensen?
Laag 3. Occupatielaag, de laag van het gebruik
Dit is de meest veranderlijke laag, waarover het meest gedebatteerd wordt.

“Hoe ontwikkelen we een verbindend verhaal?”

Extra lagen
Het landschap is behalve een fysiek systeem ook een sociaal systeem met een gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. We spreken van ruimtelijke kwaliteit als deze waarden goed samenkomen. We kunnen nog een extra laag van het landschap toevoegen: de immateriële laag van betekenis, waarden en rechtvaardigheid. En daar past een vijfde laag op: de stuurlaag, ofwel het institutionele systeem.
Problemen kunnen we niet oplossen met hetzelfde denken als waarmee ze zijn ontstaan, zei Einstein. We moeten daarom zoeken naar nieuwe verbindende verhalen voor de opgaven waar we voor staan. Met de ontwerpende aanpak verbinden we het systeemdenken vanuit de ratio, met verbindende verhalen die aansluiten bij het gevoel.
Een bevrijdend perspectief kan zijn om te denken vanuit ‘mens = natuur’. Vanuit zorgen voor balans tussen ecologie en economie.”

Proeverij 1
Toepassen op het gebied van Heuvelrug tot Veluwe
Iedereen kijkt vanuit een eigen (professioneel) belang naar een gebied. De deelnemers buigen zich over de kaart van het gebied van Heuvelrug tot Veluwe om dat te ontdekken. Ze gaan met elkaar in gesprek over de volgende vragen:
- Welke opgaven of aandachtspunten in dit gebied zijn vanuit jouw professionele rol belangrijk?
- Waar zit overlap en/of tegenstrijdigheden, en is dat aan te geven op de kaart?
- Kijkend naar het gebied als geheel: welke opgaven, aandachtspunten of belangen missen misschien nog?

Theorie, methoden en technieken
Frank Stroeken, Wing
Frank Stroeken neemt de deelnemers mee in een aantal tools van de (landschaps)ontwerper, zoals aandacht voor schaalniveaus, de lagenbenadering, werken met genius loci (het gevoel van de plek), bewegen door de tijd (wat gaat steeds door, wat verandert) en het ontwerpproces als proces van design thinking – waarin steeds gedivergeerd en later geconvergeerd wordt.
“Tijdens een ontwerpproces verken je als ontwerper de vrije ruimte: je divergeert en stelt verschillende varianten/concepten op. Vervolgens is het belangrijk om te convergeren: welke keuzes maken we?”




Proeverij 2
Toepassen op de casus
Deelnemers vulden in groepen met elkaar de tijdlijn in voor het gebied tussen Heuvelrug en Veluwe: hoe ontwikkelde de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde zich in dit gebied sinds 1800? En hoe zouden die zicht de komende 50 jaar kunnen gaan ontwikkelen? Topotijdreis.nl was de belangrijkste bron.
- Hoe gebruikten de mensen het landschap, wat vonden zij belangrijk in hun leefomgeving? Hoe hielden zij rekening met de toekomst?
- Wat waren de belangrijkste veranderingen en de drijfveren van mensen in het landschap in de loopt van de tijd?
- Hoe zou het gebied eruit kunnen zien in 2070?
In het kader van die laatste vraag maakte iedere groep een collage.

“De uitvoering mag nooit vrijblijvend zijn”
De overgangsgebieden
Dolf de Groot, ministerie van LNV
“De overgangsgebieden hebben een bijzondere plek in de transitie in het landelijk gebied. Hier moeten partijen met elkaar een gebiedsperspectief ontwikkelen waarin systeemherstel centraal staat. Dat herstel is noodzakelijk om de wettelijke Natura2000 en VHR-doelen te halen.
“Voor de ontwikkeling van de overgangsgebieden gelden uitgangspunten: een integrale aanpak, langjarige ondersteuning bij het ontwikkelen van een toekomstperspectief voor de boeren die blijven en die komen, en het realiseren van waardevolle combinaties tussen landbouw en natuur. De opgave en de doelen liggen steeds vast, voorzien van een duidelijk tijdspad. Er is ruimte voor evaluatie en bijstelling, maar de uitvoering mag nooit vrijblijvend zijn.”